Kijk es om je heen

R. kent me en heeft een plek in de schaduw gekozen. Na enkele minuten meldt zich een jonge serveerster aan ons tafeltje. Ik wil een cassis, hij bestelt koffie en vraagt om de lunchkaart.

    De drankjes worden gebracht door een grote man die, naar R. weet, naast ober ook de mede-eigenaar van dit etablissement is. Hebben wij al een keuze gemaakt? Ik zeg hem naar waarheid dat wij heel wat bij te praten hebben en daar nog niet aan toegekomen zijn. Ja ja, Hollanders hè, mompelt hij voor zich uit en haast zich naar de volgende klanten.

    Bij een andere jonge serveerster bestelt R. een broodje gerookte zalm. Hij moet verdomd goed op zijn intake letten, zijn lichaam gaf hem onlangs een gele kaart. Niet alleen op zijn intake moet ie letten, ook op dat ie op regelmatige tijden eet. Hij wil het broodje graag zonder de dressing en de tortilla chips. Dat is volgens de serveerster geen enkel probleem, ze typt het in een apparaatje.

    Ik hou het bij mijn cassis, ik heb zonet zittend op een boomstomp in het Steenwijkerwold een kwartet bruine boterhammen soldaat gemaakt. Ondertussen luisterde ik naar wat tracks van een zelfverzamelde Best Of van MC 900 Ft. Jesus, onderwijl bedenkend dat ik misschien wel de eerste mens op aarde ben die naar MC 900 Ft. Jesus heeft geluisterd in het Steenwijkerwold.

    Terwijl wij wachten op de bestelling komt er tweemaal bediening langs om te vragen of we iets willen bestellen. Het is hier prima hoor, op het plein van het provinciestadje waar ik als jongeling ooit de Golden Earring zag optreden. Tientallen consumptiebonnen kochten de mannen daar. Dronken ze dan echt zoveel? Het was om mee te gooien, zo ontdekten wij.

    R. wordt wat onrustig. Ik becijfer hem dat hij inmiddels vijfendertig minuten op zijn broodje zit te wachten. Hij gebaart naar de mede-eigenaar slash ober en laat beleefd weten dat hij nu al vijfendertig minuten op zijn broodje zit te wachten. De irritatie valt de mede-eigenaar slash ober van het gezicht te lepelen. “Kijk es om je heen” zegt hij, met een stem die als een evenwichtskunstenaar langs de rand van de onvriendelijkheid balanceert. Wij kijken om ons heen en zien een goed gevuld terras waar gedronken en ook gegeten wordt. Veel pensionado’s, een paar gezinnen. “Jullie zijn niet de enigen hier hè”, verklaart hij nader.

    Ik proef de zin. Kijk es om je heen. Hij doet me ergens aan denken. Daar peins ik over na als een kwartier later het broodje arriveert. Er ligt weinig zalm op het broodje, daarentegen wel een flinke squirt dressing.

    Ik proef de zin als R. wil afrekenen, de pinpas opgeheven alsof ie bij de halte een bus tot stoppen wil brengen. (De serveerster heeft het pinapparaat niet bij zich, de arm moet weer omlaag.)

    Kijk es om je heen. In een andere context best een puike zin. Take a look around, nummer van Limp Bizkit, komt mijn associatitus melden. Ik zie ik zie wat jij niet ziet.

    Kijk es om je heen. De woordkeuze is er om ons aan het eerste deel van de functie van mede-eigenaar slash ober te herinneren. Weliswaar bedient hij ons, maar onze bediende is hij niet. Wij heren uit het westen moet niet denken dat we etcetera. Het is een antwoord in de vorm van een gebod.

    Terwijl ik op de elektrische fiets van mijn vader door nooit eerder verkende paadjes kriskras terug naar Friesland fiets, schiet me te binnen waar de zin mij aan doet denken. Een gebod in de vorm van een vraag.

    Ik ben 18 jaar en loop stage in de fotostudio’s van de Wehkamp. Het is winter, in het donker fiets ik naar de reuzenstudio op een industrieterrein in Zwolle, in het donker fiets ik terug naar mijn studentenkamertje. In de pauze zie ik daglicht op het door gebouwen ingeklemde parkeerterreintje vallen waar wij vanuit de kantine op uitkijken.

    Naast de werkzaamheden die vooral het sjouwen met te fotograferen meubels behelzen moet ik ook een opdracht voor school maken. Ik mag een decorwand lenen waarop ik een berglandschap ga schilderen. Er zal een glasplaat voor komen te liggen, met zwart er onder. Een van de fotografen wil wel voor mij als schaatser poseren, op 1 been, een door mij met een liniaal in poedersuiker in een schaatsspoor gevormde streep achter zich latend. Maar eerst moet de decorwand met latex strak wit geschilderd, als basis. Tegen de avond is ie dat.

    De volgende dag meld ik me weer om 9 uur bij de studio. Zin in koffie. Mijn stagebegeleider Eddy kijkt me met zijn donker omrande ogen onbewogen aan. Kom mee, sommeert hij. Ik loop achter hem aan door het uitgestrekte studiocomplex naar de plek waar mijn berglandschap zal gaan verrijzen. Hij loopt tot vlak bij de emmer latex. Het deksel ligt er naast. Zijn wijsvinger priemt naar de emmer.

“Wat is dit?” vraagt hij.