Spreekstalmeester van het spoor

Het is puur toeval, dat ik hem tegenkom. Als er gewoon treinen richting Capelle zouden rijden was het niet gebeurd. Maar precies vandaag rijden die niet. De gevreesde vijf woorden zijn gevallen: De NS zet bussen in.

    De heenweg is nog best te doen. Eerst met mijn dochter achterop tegen de wind in langs het Spaarne naar het station fietsen. In de trein eten we boterhammen en lees ik voor uit Douwe Dabbert. In Rotterdam kunnen we gelijk de ingezette bus in stappen. Die blijkt een comfortabele touringcar waarin we keer op keer het alfabet samenstellen, eerst zij een woord dat met een A begint, dan ik een met een B, en zo verder. We wijzen mensen buiten op straat aan en vertellen daar iets geks over. Die meneer daar heeft enorm jeuk aan zijn neus. En dat meisje daar is vanochtend uitgegleden over een bananenschil. Svea vraagt om dingen met poep en pies, want dat is momenteel het grappigst. Nou vooruit. Zie je die grijze container daar, vraag ik, met die houten platen die eruit steken? Dat hout is alleen om af te dekken, de rest van de container zit helemaal volgeperst met babypoep. In dat huis daar, zie je, woont een mevrouw die een baby had gekregen. En alle poepluiers had ze in de kelder bewaard, net zo lang tot het kind zindelijk was. En toen had ze alle poepluiers, wel duizend, in 1 keer in die container gegooid. Svea vindt het meesterlijk.

    Ook van Capelle naar Rotterdam terug gaat vandaag via touringcar. Ik reis alleen, het uitzicht is inmiddels bekend, en in tegengestelde richting niet interessanter. Schuin achter me zit iemand krachtig en onophoudelijk zijn neus op te halen. Het is een in zwart puberuniform gestoken jongeman, zijn snotneus steekt uit boven een zwart mondkapje. Ik vis mijn spelertje tevoorschijn en zet de muziek hard genoeg om het gesnork te overstemmen. De bus remt af. Gele borden melden een tijdelijk tekort aan rijstroken. Vòòr ons staat het verkeer zover het oog reikt vast. Telefoon erbij gepakt, en nee, die aansluiting op Centraal ga ik niet meer halen nu.
Ik haal diep adem en draai intern een knop om. In plaats van erop te focussen dat ik mijn weekend laat wegdruppelen in een tergend traag voortsukkelende stopbus in een Rotterdamse buitenwijk, stel ik me voor dat ik dit stuk te voet had moeten afleggen. Ik hoef niet te lopen, ik zit, verwarmd en droog. En dat nog gratis ook, geen incheckpaal heb ik gezien. Muziek in mijn oren, mooie herinneringen aan het samenzijn met mijn dochter kakelvers in het geheugen, ik mag niet klagen. Ik ben niet waar ik zijn wil, maar ik maak er wat van.
Als ik bij Centraal eindelijk uitstap schuif ik gelijk mijn mondkapje naar beneden. Heerlijk, die relatief frisse lucht in het stukje lopen tussen bus en station. De trein is inderdaad een paar minuten geleden vertrokken. Nu kan ik een poos wachten op een trein die me in een keer naar Haarlem brengt, of instappen in de al klaar staande stoptrein naar Den Haag Centraal. Hoewel het extra reistijd en een extra overstap betekent kies ik het laatste, ik ben liever onderweg.

    Als onze trein Den Haag Holland Spoor nadert manifesteert een verder ongezien gebleven conducteur zich via de geluidsinstallatie. Alles wat je over de reis zou willen weten verschijnt tussen de reclames door op een scherm in de coupé, en anders wel op het scherm in je hand. Mededelingen als “We naderen station Zussemezo. Denkt u bij het verlaten van de trein aan uw eigendommen” voelen al enigszins archaïsch. Deze spreker echter laat me onmiddellijk mijn oren spitsen. Dit moet iemand zijn die professioneel iets met zijn stem heeft gedaan. Als diskjockey misschien, maar waarschijnlijker lijkt me als acteur. Amper nog werk tegenwoordig, in die branche, en de huur moet toch betaald. Geconducteerd moet er natuurlijk altijd wel worden want de treinen rijden steady door. Zo moet het gegaan zijn, stel ik me voor. De stem is warm, donkerbruin en spreekt met een rustige autoriteit, in krachtig ABN. Dames en heren, is zijn mantra. Hij vlecht het als een rode draad door zijn zinnen. Ik bedenk dat ik hem had willen vastleggen. Had makkelijk gekund, telefoontje even bij een speaker houden. Niet gedaan.
Als we het Centraal Station naderen laat hij voor de tweede en laatste maal van zich horen. ‘Dames en heren, we naderen station Den Haag Centraal, het eindpunt van onze reis. Denkt u bij het verlaten van de trein aan uw spullen en prullen. Maar veel belangrijker, dames en heren, denk ook een beetje om elkaar. ’
Mededelingen die in de regel verveeld zakelijk, op zijn best gemaakt joviaal uit de speakers klinken, worden door hem met pathos gevuld. De intercity is zijn podium, wij reizigers zijn publiek. Ik ga alvast voor de toegangsdeuren staan. Tijdens zijn monoloog draai ik me om naar de dame die achter me staat te wachten, met een blik zo van hoe vind je die? Ik zoek maar vind geen herkenning. Zij waarschijnlijk ook niet, er gaat heel wat expressie verloren zo met het grootste deel van je gezicht bedekt.
‘Wees lief voor elkaar. In deze tijden al helemaal, dames en heren. ’
Hoor ik daar een kleine snik in zijn stem? Het klinkt alsof ook hij het eindpunt van zijn reis heeft bereikt.
‘Hou rekening met elkaar. Een heel fijne dag nog verder toegewenst dames en heren, en wellicht tot ziens. Het was mij een eer. ’

    We zijn er. Ik ben benieuwd naar deze voordrachtskunstenaar en zou hem een woord van waardering willen toevoegen. Ik zie hem niet. Wel dat ik nog een fiks stuk perron voor de boeg heb en ik wil mijn aansluiting niet nog een keer missen. Ik zet het op een rennen waarbij mijn rugzak als een rodeorijder op mijn rug op en neer davert en mijn mondkapje hulpvaardig naar mijn kin zakt. Ik had me de sprint kunnen besparen, het duurt nog minutenlang voordat mijn trein vertrekt. Terwijl de wasem langzaam onder mijn brillenglazen wegtrekt en mijn hart zijn normale ritme hervindt denk ik aan de acterende conducteur, of de conducterende acteur. Hij is niet waar hij zijn wil, maar hij maakt er wat van.