Loopfietser, verhaal, literatuur, Haarlem, Spaarne, loopfiets, Enkeling

Loopfietser

Loop liep gelopen. Fietsen had ook gekund, of met de bus, maar beweging is gezond. En bewegen doe ik weinig, zo achter mijn bureau. Dus loop ik. Vanochtend, met een spaarzaam zonnetje, naar mijn atelier. En nu, in het donker, terug naar huis.
Ver is het inmiddels niet meer. Links de bomen, de sloot, de sportvelden, rechts de rivier. Morgen is het illegaal om op dit tijdstip buiten te zijn. Maar nu kan het nog.
Veel mensen zijn er niet op de been. Meest maaltijdbezorgers. Drie scholieren, waarvan eentje met werkend achterlicht, halen me in. Uitgelaten zingen ze mee met een telefoon, iets van “Vannacht gaan we helemaal eraan”. Ik versta het maar deels, ik heb mijn eigen muziek bij me. Duister en dubby, zoals zo vaak.

    Daarna lijk ik de weg voor me alleen te hebben. Nee wacht, in de verte ontwaar ik een gestalte. Die beweegt langzamer dan ik en krijgt langzaam meer details. Een man met een capuchon over zijn hoofd is het, hij loopt links van zijn fiets. Af en toe zie ik het rood van de reflector als hij een straatlantaarn nadert.

    Lekke band natuurlijk. Lek gereden op een glasscherf. Of uiteindelijk van ouderdom gescheurd. Of het ventiel losgedraaid door een gare grapjas.
Zou ie al lang naast zijn fiets lopen? Kan zomaar. Loopt moeizaam, zo met twee handen naar één kant aan het stuur. Het treiterende geluid waarmee lege binnenband tegen buitenband floddert. De onbeschermde velg die elke oneffenheid in het wegdek naar de armen laat doortrillen. Dan wordt het al gauw een heel eind.

    De afstand tussen ons wordt kleiner. Ik heb de pas er flink in, hij minder. Hij slaat de hoek om en loopt over het trottoir verder. Technisch gezien is hij een voetganger. Ik sla ook af en nader hem nog steeds gestaag. Beter loop ik zo de rijweg op als ik hem inhaal. Het trottoir lijkt me wat smal voor man, anderhalve meter, man en fiets.
Als ik ter hoogte van de zorginstelling nog zo’n tien meter van hem verwijderd ben (De hoody blijkt donkerblauw, het rijwiel een herenfiets met krantenbezorgerstassen) slingert hij zijn rechterbeen over het zadel, verruilt het trottoir voor de weg en fietst rustig en zo te zien probleemloos verder. Bij het kruispunt zie ik hem rechts de hoek omslaan.

    Mijn brein eist per direct een verklaring. Want waarom loopt een man naast zijn fiets als hij geen lekke band heeft?

Omdat hij moe van het fietsen is geworden. (Maar van lopen naast je fiets word je eerder moe, dunkt me.)

Omdat hij moet telefoneren. (Dat kan ook al fietsend, bovendien heeft hij niks in zijn hand.)

Om zijn tempo te verlagen, omdat hij te vroeg voor zijn afspraak op de plek van bestemming is. (Daar was hij nog niet.)

Omdat hij zin heeft om van zijn werk naar zijn huis te wandelen, maar er achter kwam dat hij op de fiets was. (Beetje vergezocht.)

Omdat hij last van aambeien heeft en zijn achterste even rust gunt. (Wil ik me niet in verdiepen.)

    Verder kom ik niet. Maar, en, ook, waarom verruilt hij ineens het naast de fiets lopen voor daadwerkelijk fietsen? Heeft hij mij gehoord? Ik was binnen gehoorsafstand. Maar wat dan nog? Geneert hij zich voor zijn avondlijke fietswandelarij? Zo van, zometeen ziet die man dat ik heul geen lekke band heb maar slechts voor mijn eigen perverse plezier naast mijn uitstekend functionerende fiets loop? Is het iemand uit een ver land die pas sinds kort eigenaar ener fiets is, met spieren die meer op lopen dan op fietsen afgesteld zijn?

    Ik zou hem achterna willen gaan om antwoord op mijn vragen te eisen. Het zal niet gaan, hem haal ik niet meer in. Want hij is op de fiets. En ik loop.