Bijna zat ik weer bij een club, bijna. Roeien met een sloep om tegenwicht te bieden aan het schermslavenbestaan. Steviger armen wil ik kweken, zodat ik nog meer kan tekenen en schrijven.
Vier keer train ik mee. Door weer en wind, in het donker, in een natte boot. Hoekige kerels hanteren er een stevig tempo, met mijn tong op mijn schoenen hou ik ze bij. Vanavond trainen we rustig, wordt me verteld, de wedstrijdtraining is andere koek. Na afloop wordt er een café opgezocht om te drinken en over roeien te praten. Vele, vaak gewonnen, wedstrijden worden nog es uitgebreid doorgenomen. Ik drink er een paar mee, groet het gezelschap en rij peinzend naar huis.
Ik heet nu aspirant en sta op een lijst. Er is sprake van een vergadering, tien kilometer buiten de stad. En een andere, in het restaurant van een van de clubsponsors, met eten na. Ook wordt er meermaals op aangedrongen aan te geven welke wedstrijden ik allemaal mee wil doen. Dat zijn er nogal wat, ik zie mijn weekends al steady volstromen. Dan is er natuurlijk het onderhoud van de boot, wie kan er meehelpen? Verder moeten er nieuwe clubkostuums aangeschaft worden, met de naam van de kledingsponsor erop. Die moeten gekocht worden in de winkel van de kledingsponsor.
Ik krijg een jeuk waarvan ik vergeten was dat ik die krijgen kon. Clubjeuk, die je krijgt als je van deur tot deur moet om koeken te verkopen ten behoeve van de clubkas van je club. Weet je al of je lid wilt worden van de club, wordt gevraagd. Ik moet er nog even over nadenken.
In het weekend fiets ik rustig langs de rivier als ik een sloep vol clubleden langs zie varen. Er wordt strak geroeid, in puntgave clubshirts. Ik veins interesse in de andere kant van de weg totdat ze ruimschoots uit beeld verdwenen zijn.
Het is me ineens volkomen duidelijk. Ik mis een clubgen. Dit alles is dikke prima, maar niet voor mij. Mijn pseudoniem heb ik niet voor niks.