Mambo horloge

Uitgetikt

Natùùrlijk weet ik nog precies waar en wanneer ik je voor het eerst zag! Aan het uiteinde van de jaren negentig in een modieus winkeltje in het oude centrum van Den Haag. Er werd drum ’n bass gedraaid en ze verkochten hippe klamotten. Ik had er alleen oog voor jou en besloot je mee naar huis te nemen.

    Mambo, heette je. Een bijzondere naam, vond ik. Je kwam uit de surfwereld, maar je oogde serieus. Het mooiste aan je vond ik je glimmende hemelsblauwe wijzerplaat. Jij was mijn eerste serieuze horloge, dat mag je best weten. Vòòr jou was er een serie digitaaltjes. Dat was geen klokkijken, maar cijfertjes lezen. Die dingen hadden allemaal een stopwatch en je kon er een alarm op instellen. Jij was no nonsense. Niet eens een cijferaanduiding had je. Een grote, een kleine en een secondenwijzer, meer had jij niet nodig. Goedkoop was je niet, maar ik had net vijf maanden stage gelopen en wat geld te verspijkeren. Met jou zou er een nieuw tijdperk gaan beginnen.

    Je werd mijn trouwe metgezel. Ik keek vaak naar je. Ongeduldig, of vol verwachting heel vaak achter elkaar. Op van de zenuwen, soms. En in het begin nog wel es met een nevelig hoofd vol drank. Alweer te laat, was het dan vaak.
Je was het eerste wat ik aan-, en het laatste wat ik afdeed. Huizen, vrienden, vrouwen, kleding en brillen verdwenen een voor een uit mijn leven, maar jij, jij bleef.

    Het fysieke was tussen ons niet zo belangrijk. Twee keer per jaar mocht ik aan je knopje draaien, een uur vooruit, of een uur terug. Dat was binnen een minuut bekeken. Nee, bij ons ging het om het diepere, de innerlijke beleving. Het gevoel dat je me gaf als ik je met je fijne vouwsluiting om mijn pols klikte. Het mooist vond ik je in het donker. Dan gloeiden je wijzers magisch op. En ik vond het fijn om naar je te luisteren. Dan drukte ik je zachtjes tegen mijn oor.

    De eerste keer dat je stilviel was wel even schrikken. Maar met een nieuw batterijtje in je buik zou je weer moeiteloos een paar jaar mee gaan.
Je zou niet langer waterdicht zijn, waarschuwde de juwelier. Dat vond ik niet erg. Ik ging toch bijna nooit zwemmen, en wanneer ik dat wel deed dan verstopte ik je wel in één van mijn schoenen.

    Als ik een uur hardgelopen had liet je een antraciet spoor op mijn pols achter. Ik vond dat wel wat hebben. Zo kon je zien dat ik goed gezweet had. Maar het bleek een sluipend gevaar, Mambo. De laatste keer dat je een nieuwe batterij kreeg beweerde de dame in de winkel dat je “geoxideerd” was. En dat als het naar binnen zou slaan het afgelopen met je zou zijn. Mijn schuld. Mijn zweet had jou aangetast. Had ik je wel mee moeten nemen als ik ging rennen? Ik had toch ook bij thuiskomst kunnen kijken hoe lang ik ongeveer had gelopen. Was ik voor een marathon aan het trainen dan? Nee toch. Maar jouw oxidatie was voor mij geen bezwaar. Het zou wel meevallen. En als je om mijn pols zat zag niemand er wat van.

    Twee jaar geleden verloor je bandje een passantje. Je schoof zomaar van mijn pols in het natte gras. Ik veegde je schoon en liet je repareren. We konden weer verder samen.
Een jaar geleden schoot je bandje aan één kant los. Ik bracht je naar een stoffige horlogemaker die je zonder veel enthousiasme bekeek en me vertelde dat je met een nieuwe schroefpen wel weer een poos mee zou kunnen.
Tot begin vorige week. Je viel weer ineens van mijn pols op de grond, op de harde straatstenen dit keer. Een van de haakjes waarmee je bandje aan je kast vastzat bleek afgebroken. Tegen beter weten in probeerde ik of je met een enkel haakje ook zou blijven zitten, maar als snel werd het duidelijk. Het was alsof ik je ineens met nieuwe ogen bekeek. Je gebutste kast. Het roest. De krassen op je glas. En ook jij voelde toen volgens mij ook dondersgoed aan hoe laat het was.

    Ik heb nu een ander, Mambo. Ja, ik weet het, nu al. Ik wil je absoluut niet het gevoel geven dat je inwisselbaar bent. Maar ik ben iemand die gewoon niet zonder kan. Ik heb bussen en treinen te halen, moet op tijd zijn voor afspraken. En mijn telefoon als horloge gebruiken voelt goedkoop.

    Ik heb haar gevonden op internet. Dat vind ik zelf niet heel romantisch, maar zo kom je tegenwoordig nu eenmaal een horloge tegen dat bij je past. Ik zocht met opzet niet naar een lookalike. Dat zou jij ook niet gewild hebben denk ik. En zo trof ik Boccia. Ze komt helemaal uit Hong Kong. Ze heeft een rubberen band en een titanium kast. Zwart met oranje, in plaats van zilver met blauw. Forse witte cijfers. Of ze net zo mooi als jij is? Ze is anders. Ze heeft een datumvenster. En, hoe banaal dat ook mag klinken, ze was lekker goedkoop. Ik weet wat je denkt, maar ik moet daar nou eenmaal op letten.

    Als ik de tijd wil weten voelt het nog steeds wat onwennig. Ik verwacht telkens jou te zien en kijk dan in de wijzerplaat van een vreemde.
Laatst toetste ik je naam in een zoekmachine in, ik weet niet wat ik hoopte te vinden. Er worden nieuwe horloges met jouw naam verkocht, zag ik. Goedkoop ogende digitale dingetjes in mierzoete kleurtjes. Vrolijk bedoeld, maar ik word er niet warm of koud van.

    En nu loop ik door de stad met een ander aan mijn arm. En jij ligt daar in die rommeldoos, tussen andere artefacten uit mijn verleden waar ik nog geen afstand van kan doen. Daar lig je zachtjes te tikken, in het donker. Misschien nog een jaar, misschien wel langer. Maar ik zal niet meer naar je komen kijken om te zien hoe laat het is. Op zeker moment kom ik je weer tegen, op zoek naar iets anders. Dan zal ik naar je wijzers kijken en stilstaan bij wat er tussen ons was. Bedankt Mambo, bedankt voor de prachtige tijd.