Door deze intercity links gelaten schiet de voormalige suikerfabriek van Halfweg voorbij. Het is half tien ’s ochtends als de met dikke jas en pet getooide jongen tegenover me aan het vervaardigen van een joint begint.
Hij monstert me eerst kort (bebrilde man van middelbare leeftijd, forens waarschijnlijk) en legt dan een wiet grinder en een zak wiet op het tafeltje tussen ons in. Ik monster terug (streetwise onderuitgezakte donkere dude van een jaar of achttien, houdt vast wel van een fijn stukje rap) en overweeg wat voor houding nu gepast is.
Ik kan natuurlijk, zoals de vrouw in het viertje naast ons, een andere kant opkijken en doen alsof er zich niet vlak voor mijn neus een ritueel met lange vloe, tippies, aansteker, wiet en opengeplukte sigaretten aan het voltrekken is. Of faken dat ik me verlies in het boek dat ik in mijn rugzak meedraag, en al uit heb. Mijn keuze valt op belangstellend toekijken.
Ik geef mijn overbuurman een miniem knikje vergezeld van een summier glimlachje dat mijn waardering voor zijn puike pretsigaretvervaardigingscapaciteiten moet uitdrukken. Olijke schavuit, met je halfillegale softdrugs in de weer. Jij en ik, wij begrijpen elkaar. Weliswaar heb ik een jaar of twaalf geleden mijn laatste spliff gedraaid, en deed ik dat niet om tien uur maandagochtend, maar daar gaat het nu even niet om.
Hij heeft inmiddels het mengsel van wiet en sigarettentabak samen met het tippie in de vloe gelegd en balanceert het geheel tussen zijn vingers. Een cruciaal moment herinner ik me nog, morsen ligt immers op de loer. We rijden tussen Amsterdam Sloterdijk en Centraal en ik voel de neiging opkomen ons ons kent ons gevoel in woorden te vertalen. Een goed advies ga ik geven, waarmee ik niet alleen laat merken van hoed en rand te weten maar ook mijn volledige instemming aan zijn verrichtingen geef.
‘Wel effe oppassen want de trein gaat behoorlijk schudden zometeen he’ is wat ik zeg. Het klinkt als ‘Doe je wel een das om jongen, het belooft guur weer te worden vandaag’. Dude kijkt me onbewogen aan en beweegt zijn kin een millimeter of wat omhoog en ik vind het zo langzamerhand wel een goed moment om toch eens flink uit het raam te gaan kijken.
Er wordt omgeroepen dat we nog even moeten wachten totdat er een spoor vrijkomt. De retestrakke djonko is al minuten geleden in de binnenzak van de jongeman verdwenen tegen de tijd dat de trein tergend langzaam en zonder schudden CS binnenrijdt.