Vaainemiddôh

Spraakverbijstering

Veel langer dan een minuut ben ik niet in deze supermarkt. Bij de kassa leg ik een tonijnslaatje en twee Spelttwisters kaas op de band.
De kassier van dienst is een stuurse, met acne bedekte jongeling. Hij heeft ringetjes in beide oren en een kapsel waar ik te oud voor ben om het te begrijpen.

De Spelttwisters kaas, een impulsaankoop van heb ik jou daar, zijn samen in de bonus. Ik heb geen bonuskaart.
Eens stond ik in de rij in de Albert Heijn achter een dame. Toen de kassière haar vroeg of ze een bonuskaart had antwoordde ze achteloos: ‘Die heb ik nu niet bij me. Mag ik die van jou gebruiken?’ Dat bleek een acceptabel antwoord en sindsdien gebruik ik een variant hierop als ik in een AH ben.

‘Mag ik jouw bonuskaart gebruiken?’ vraag ik hem, terwijl hij mijn boodschapjes scant. Hij knikt voordat ik het tweede gedeelte van mijn zin heb afgemaakt. ‘want die zit namelijk in een andere jas’. Hij noemt het bedrag, ik pin en zie de tekst ‘akkoord’ op het display verschijnen. Nu gaat ie vragen of ik het bonnetje wil. Vaak zeg ik al behulpvol ‘Laat de bon maar zitten hoor’ maar dit keer ben ik nog doende met het in mijn tas frommelen van de lekkernijen. In plaats daarvan informeert hij, schijnbaar zonder veel interesse in mijn antwoord: ‘Vaainemiddôh?’

Mijn hoofd geeft een foutmelding. Dit is duidelijk niet vragen of ik een bon wil. Maar wat is het wel? Misschien kun je hier wel voor een pannenset sparen of is dit de naam van een aktie waar ik niet van weet. Zo vaak kom ik niet in de Albert Heijn. Ik kan zonder begrijpen ‘Nee, dankjewel’ antwoorden, maar dat vind ik onbeleefd.

‘Sorry, wat zei je?’
‘Vaainemiddôh?’, herhaalt hij, al een tikje ongeduldig.
Zo komen we niet verder. ‘Ik versta je echt niet!’ moet ik toegeven.
‘Vaainemiddôh!!’ herhaalt hij nogmaals ferm. Een gefrustreerde frons verschijnt op zijn geteisterde voorhoofd. Onze interactie duurt alweer veel te lang, zoveel is duidelijk.
Ik zoek de blik van de dame die achter mij wacht en maak een gebaar van snap jij het?
‘Fijne middag’ articuleert ze kraakhelder, op de toon die je gebruikt voor een wat achterop geraakt kind.
‘Jaaha’, bevestigt de kassier verontwaardigd. ‘Faine middog!’
Daar heb ik niet van terug.

‘Het eh, het komt door je accent denk ik’, wrijf ik de vlek nog wat groter. ‘Maar in dat geval: jij ook een hele fijne middôh!’