OV Kaart Verdekt Opgesteld

Tag een vriend

Kneu heeft me getagd. Er komt een reünie van de kunstacademie die ik ooit bezocht. Het belooft heel wat te worden, Sijsje komt er zelfs helemaal voor uit Berlijn. Ik stel me voor dat langnietgeziene mensen uit alle hoeken en gaten zullen opduiken.
Later gooit Kneu er nog een appje achteraan. Kom nou joh!
Tja. Meestal schitter ik door afwezigheid, laat mij nu es een keer ja zeggen. Icoontjes van slingers en ballonnen zijn mijn deel.

Op een mooie zomeravond, vier dagen later, zeg ik mijn gastvrouw en -heer van vannacht gedag. Met een stevige pasta in de maag en dub techno in de oordoppen fiets ik de buitenwijk uit. Het festijn is al om 4 begonnen, dus ik verwacht fashionably late aan te komen.

Kneu stuurt een berichtje dat zij en Sijsje iets zijn gaan eten in de stad maar er zo aan komen. Om nog wat tijd te rekken strijk ik neer op een stadsbankje en aanschouw het passerende verkeer. Ik zou hier nog uren kunnen blijven zitten maar dwing mezelf in beweging.

Vòòr het pand staat een tiental mensen waarvan ik er een paar herken als gezichten van toen. Geen bekenden. Naar binnen maar. De hal is leeg.

Ik betaal 5 euro, geef jas en hoody af en loop de ruimte binnen. Er hebben zich ongeveer 15 mensen verzameld. Op een verhoginkje draait een jongen jaren negentig hitjes. Aan touwen opgehangen foto’s sieren de wanden. Foto’s van het introductieweekend. Ik was er niet bij. Foto’s gemaakt in de academie, tijdens lessen en feesten. Ik sta er niet op. Hier binnen zijn ook geen vrienden of bekenden van toen.

Oh wacht, daar is Buizerd. Daar heb ik geloof ik wel es een biertje mee gedronken in de Spiegel. Hoi, zegt hij in het voorbijgaan. Hey, antwoord ik.
Dan maar iets te drinken gehaald. De bar blijkt onbemand.

Ik ben hier in ongeveer 3,5 uur naartoe gereisd.

Ongeduldig stuur ik een appje naar Kneu die belooft er snel aan te komen.
Ooit was dit een moment om een sjekkie te draaien. Nu ga ik op het lege podium zitten, en breng telefonisch verslag uit aan vriend Tureluur. Hij had geen zin om te komen en lijkt het gelijk aan zijn kant te gaan krijgen. Hij voelt mijn pijn. Daarna spreek ik Grutto, zijn vrouw, die hier had kunnen zijn maar ook de voorkeur gaf aan een avondje thuis. Tijdens het gesprek arriveren eindelijk Kneu en Sijsje.

Met Kneu heb ik nog steeds contact, maar Sijsje heb ik in geen jaren gezien. Ze lijkt oprecht blij me te zien en komt dicht tegen me aan zitten. Haar Nederlands is absurd goed voor iemand die het nooit meer spreekt. Of ze nog wel es tekent, vraag ik haar. Verkeerde vraag. Dat doet ze niet meer. De lol is er op de academie helemaal afgegaan en nooit meer teruggekomen. Het gezin vraagt aandacht, en het werk in de boekenbranche. Waarmee het trouwens niet zo florissant gaat. En het leven in Berlijn wordt duurder en duurder. Ze is getrouwd met de Duitse vriend die ze in haar academietijd al had. Wist ik niet eens. Eigenlijk had ze indertijd een Nederlands vriendje moeten hebben, voor de hele Holland experience, zegt ze.

Oud-docent Eend spreekt ons aan, net als toen met consumptie. De helft van de leerlingen komt tegenwoordig uit het buitenland, meldt hij, dus wordt er in het Engels onderwijs gegeven. Hij vertelt vol trots over een oud-leerling, die absurd succesvol in het buitenland is. Ik ken hem niet.

Het bier smaakt me niet. Het zal toch geen Oranjeboom wezen?

Eén van de organisatoren, die ik niet ken, houdt een soort van toespraak op het podium. Hij heeft het over een wij waar ik mij geen onderdeel van voel. ‘Eén van de mensen die natuurlijk een centrale rol speelde op onze academie, wie kent hem niet. We hebben hem uiteindelijk weten te traceren, en ja hoor, hij is hier vanavond, Zeemeeuw!!’
Jeuh, klinkt het lauwwarm uit de zaal. Ik klap zachtjes tussen de knokkels van mijn hand. Zeemeeuw beheerde de kantine. Nu heeft hij een grijze mat. Ik zal gesprekken als ‘Dat is dan één gulden vijfenzeventig’ ‘Alsjeblieft’ ‘Heb je niet kleiner’ ‘Nee’ met hem gevoerd moeten hebben.

Ik memoreer namen van mensen waarvan ik het leuk had gevonden als ze hier vanavond geweest waren. Kneu vindt me negatief. Ik kijk op mijn horloge.

Gaandeweg raakt de ruimte gevuld met mannen en vrouwen van middelbare leeftijd. Ik spreek Mus, een Duitse dame die ik in die tijd een beetje kende. Ze zingt thans in een koor. Laatst speelden ze samen met een koor uit mijn huidige woonplaats. Dat ken ik niet. Een vriend van haar van toen, die ik niet ken, komt haar een boekje geven. Hij heeft een nare ziekte gehad. Het boekje gaat over zijn nare jeugd.

Hee, daar is Valk. Zij lijkt ook blij mij te zien. We wisselen wat onbenulligheden uit. Dan moet ze bier halen voor haar vrienden, die ik niet ken.

Kneu en Sijsje gaan dansen. Ik niet, om te beginnen omdat ik de muziek niet leuk vind. Hard, staat die nu.

Ik zit alleen aan de bar. En zie iemand die lijkt op een graffitischrijver waar ik vroeger mee omging. Hoe zou het met hem gaan? Het is hem niet.

Kneu is nog steeds de enige klasgenoot die hier is.

Ik heb vier bier op en het doet niks voor me. Doordrinken totdat ik het leuk begin te vinden was vroeger.

De laatste keer hier was negentien jaar geleden. Er was een feest voor mensen die hadden meegewerkt aan activiteiten rond het 200-jarig bestaan van de academie. Daar was ik één van. Er was gratis drank, en tafels vol salades en stokbrood. Onder invloed van het eerste vond er in de loop van de nacht een food fight plaats met het tweede. Iemand had natuurlijk weer een dikke stift meegenomen en die werd gebruikt ook.

Na van een drietal mensen afscheid genomen te hebben ga ik mijn jas halen. Ik vergeet bijna mijn hoody en maak hier een grap over tegen de jongen van de garderobe. Is het mijn eerste van de avond? Het voelt zo.

Even later fiets ik door de binnenstad, en proef een verwachtingsvolle zomernacht. Op het Waagplein staat een podium. Een band beëindigt er net een lied. Misschien is het wat. Ik stuur richting podium en luister. De band zet een nummer in wat ik niet ken. Het is een kutnummer. Ik vervolg mijn weg, de eenzaamheid als een spuugbelletje om me heen.

Zodra ik de Parkweg achter me heb gelaten moet ik goed opletten waar ik naartoe moet. Ik ken het hier niet.