Brief aan Frans

Hallo Frans!
Dat vind jij waarschijnlijk nogal informeel, maar tot voor kort kende ik alleen je voornaam. Mijn naam weet je niet, laat staan de identiteit die ik dezer dagen gebruik. Nee Frans, jij weet niet wie ik ben. En dat houden we ook zo.

    Vorige week dinsdag, om 08:12, zag ik hoe je met je fiets de kruising van de Oude Gracht en de Zuiderstraat overstak. Eindelijk was je daar. Je bleek weinig veranderd. Ook als man van middelbare leeftijd ben je gemakkelijk te herkennen. Je hebt nog steeds die peper-en-zout krullenbol, inmiddels met wat grijs erdoor. En daaronder nog steeds die rattenkop met die heen en weer schietende priemoogjes. Je hebt nog steeds, laten we wel wezen, een rotkop. De welvaart is je aan te zien. Je oogt als iemand die zich bezig houdt met het heen en weer schuiven van geld, dacht ik toen. Mergers and acquisitions, trustfunds, die hoek. Mijn geluk was dat je een lullig jutetasje bij je droeg met daarop het gemeentelogo van deze stad. Na enig onderzoek bleek dat die onderdeel was van het kerstpakket dat jullie ambtenaren afgelopen jaar ontvingen. Dat je daar hoofd van de afdeling Bouw- en Woningtoezicht bent was daarna gemakkelijk te achterhalen. Ik denk dat het een beetje symboolpolitiek van je is, Frans, om je met dat lullige tasje te vertonen. Want verder heb je een verdomd dure smaak.

    Grappig dat we weer in dezelfde regio wonen. Dat deden we ook toen we op dezelfde middelbare school zaten. Niet dat we daar met elkaar omgingen. Ik wist welke naam bij je gezicht hoorde. En ik had een vaag besef dat je hoorde bij wat in die tijd de kakkers werden genoemd. Toch ben ik je nooit vergeten.
Kijk, ik was, totdat ik een keer bleef zitten in twee Atheneum, een jonge leerling. Elf was ik, toen ik in de brugklas terechtkwam. En klein. Een klein jochie met scheve paardentanden, sproetjes en een grote bril. Je zou me nu moeten zien. Zou, en gaat.

    Het was een hele overgang naar de “grote school”. Bijna 1500 leerlingen waren er toen, weet je nog. Een leerfabriek. Een terrein met grofkluitige gebouwen, en vooral veel en grotere kinderen. Het stevig pesten van de brugsmurfen door de ouderen was toen een serieus in ere gehouden traditie. Dan werd je tas es ondersteboven gekeerd. Of tijdens het fietsen van je bagagedrager getrapt. Dat soort dingen. Jij echter, Frans, gaf een heel eigen invulling aan deze traditie.

    De kantine was niet groot genoeg, dus in de pauzes liepen wij, leerjaren 1 tot en met 3, met brooddoos in de hand doelloos rondjes over het terrein van de school.
Op een middag, ergens tussen de al decennia meegaande noodlokalen, slenterden wij (wie er naast mij bij wij hoorde ben ik vergeten) een al net zo vergeten gezelschap waar jij deel van uitmaakte tegemoet. Jullie waren derdeklassers. Toen wij elkaar eenmaal genoeg waren genaderd, schraapte jij je keel en spoog een royale rochel in mijn gezicht. Terwijl je speeksel over mijn bril en lippen droop hoorde ik je kakelende lachje achter me. En dat was dat.

    Er gebeuren ergere dingen, zeker. Toch heb ik het idee dat iemand die het een goed idee vindt een knulletje die een kop kleiner dan hem is zonder aanleiding es lekker in het gezicht te spugen later in zijn leven dingen in het verlengde daarvan doet.
De bottom line is dit Frans. Jij hebt nog een rekening bij me open staan. Jij hebt nog een fikse rochel van mij tegoed. En dan kan jij natuurlijk vinden dat dat kinderachtig is. Water onder de brug. Vergeten en vergeven. Een kwajongensstreek. Je deed dat in die tijd veel vaker, mensen in hun gezicht spugen. Niks persoonlijks. Ik ben dat niet met je eens. Dit is iets wat plaats gaat vinden, linksom of rechtsom. Het kan bijvoorbeeld vlak voordat je ’s ochtends in je Audi A6 Saloon stapt, daar aan de Heemsteedse Dreef. Of op donderdagavond, als je je dochter Annelot van hockey ophaalt. Ze heeft de krullen van haar vader zag ik. Gelukkig niet zijn gezicht.

    Ik heb een beter plan Frans. Zaterdagmiddag ga je altijd golfen met je vrinden van de Haarlemmermeersche Golfclub. Deze zaterdag zal je helaas voor een keer verlet moeten geven. Om 14:00 sta jij namelijk op de kruising van het Verwulft en en de Grote Houtstraat. Je draagt die lange rode Tenson jas. Ook als het warm is. Je draagt geen hoofd- of gezichtsbedekkingen. Om 14:01 begin je rustig in de richting van de Grote Markt te lopen, je houdt daarbij de rechterzijde van de straat aan. Ergens onderweg kom je mij tegen. Ik streef ernaar om net als jij indertijd, achteloos, vanuit de loop, je gelaat te bespugen.
Probeer dus niet op het laatste moment uit te wijken, of met je handen af te weren. Graag hou ik het leuk Frans, maar in dat geval zal ik een meer hands-on tactiek moeten hanteren. Na afloop vervolg je rustig je weg, en bij de Grote Markt loop je door, de Barteljorisstraat in. Wat je daarna doet zal me, even plat gezegd, aan mijn reet roesten.
Ik ben een man van principes, en na onze ontmoeting is deze zaak wat mij betreft uit de wereld.

    Mij lijkt het evident dat je, als je even rustig nadenkt, met me eens zal zijn dat dit voor ons allebei het beste is. Ik denk zelfs dat het na afloop voor jou als een opluchting zal voelen. Aan de andere kant ken ik je een beetje, en heb ik je de afgelopen dagen ook beter leren kennen. Je lijkt me iemand die bijvoorbeeld de politie in zou willen schakelen. Die derden in de Grote Hout zou willen opstellen. Of die denkt dat hij ermee weg kan komen door zaterdag überhaupt niet te verschijnen.

    Nou ken ik ook derden. Derden waar jij zeer zeker niets mee te maken wilt krijgen. Maar ik vermoed dat het voor jou overtuigender is als ik, bijvoorbeeld, je fraudezaak met die asbestverwijdering even aanstip. Gaat om een heleboel mensen die nu in huizen wonen waarin het asbest maar heel gebrekkig uit verwijderd is. Omdat jij in het geniep regelde dat het door vriendjes van je werd gedaan hè. Niet zo goed voor je als dat in de openbaarheid komt. Bijgevoegd vind je kopieën van een paar sleutelpassages uit het betreffende dossier. Dat kan ik met één klik naar het Dagblad hier verzenden. Je woont en leeft erg goed voor een ambtenaar. Houwen zo, toch?

Wees verstandig Frans. Tot zaterdag.